Afbeelding
Foto:

Ferkleje

De herfst kent prachtige dagen. Knisperend blad in het kleurrijke herfstbos aan de rand van Nijmegen maakt iedere wandeling tot een klein feestje. Terug van een uitlaatbeurt van onze Max springt de robbedoes enthousiast uit de auto en huppelt naar huis. Mijn vrouw volgt hem op de voet, of in dit geval op de pootjes. Daar komt juist een stevig gearmd vrolijk tweetal aan dat de weg naar huis probeerde te vinden. Met een beetje fantasie leken ze op twee Australische vagebonden. Stoere laarzen en een variant van cowboyhoeden bevestigden die indruk. Kleurrijke rode versieringen aan hun kleding pasten bij hun blozende wangen. Nijmegen trekt kennelijk veel buitenlanders voor een bezoekje. 

Nieuwsgierig liep Max kwispelend naar het lachende stel. “Da’s ech ’n allemans friendje folleges mien”, hoorde ik de man zeggen. Dat zijn kieskeurigheid niet te zien was, sierde onze hond. Hij heeft wel heel snel door waar oprechte vriendelijkheid in schuil gaat. “Jij kent mien misschien nie, muir ik ken jouw mannetje al heel lang, heur”, zei de man tegen mijn vrouw. “En ik lees sien Krullekes altied.” Zijn vrouw knikte hevig ter bevestiging. “We komme net uut te stad. Ik sag je wel ruir kieke nuir ons. Muir ’t is fandaog de ellefde fan de ellefde. Hebbe wij gesellig gefierd. Da mot bliefe feur de stad, feur de minse. De hele saomelefing het da herd nodig.” Ze gaven hier het goede voorbeeld. “Duir mot die kaole fan jou muir ‘s ’n stukske ofer schriefe. Ken die oek ‘s wà duun feur de stad.” 

Verscholen achter onze auto onder de carport hoorde ik de conversatie. In de auto lagen de leren hoed en een grote zonnebril van mijn vrouw. Onherkenbaar stapte ik daarmee uit de anonimiteit. Terwijl Max vol aanbidding tegen mij opsprong, hoorde ik: "Dag meneer Boeijen. As je Leo siet, seg dan muir tege hum dat ie de groete kriegt fan Els en Jean Pierre en da sien kammeflaosie wir wuirdeloos was di juir.” Met een knipoog liepen ze enigszins wankel door.